donderdag 1 januari 2009

Geurwereld

Het meisje is dronken en alhoewel ze een vriendje heeft, laat ze zich omarmen door de jongen die voorwendt dronken te zijn maar dat niet echt is. Daar blijft het bij; toch wil ik weten waarom ze ook maar deze versierpoging toestaat.

Ze zegt ze is een fan van de jongen. Omdat hij zo lekker ruikt.

Ik vraag of ik ook lekker ruik. Ze buigt zich naar me toe; haar neus ploft tegen mijn hals. Ik blijk praktisch geurloos te zijn. Gelukkig maar.

Soms, als ik door het gebouw waar ik werk loop, krijg ik het bijna voelbaar in mijn gezicht geslingerd: een dikkige walm; een wolk lucht, drager van een protserig parfum dat per halve liter in goedkope drogisterijen tussen de aanbiedingen staat, omwolkt zonder gêne mijn hoofd, als een grijze wolkenkolom de net warm geworden zomerzon, en dringt onbeschaamd mijn neus binnen, als een ongewenste vriend die na tijden van afwezigheid onaangekondigd meteen maar enkele dagen komt logeren.

Meestal blijven luchtjes niet lang in de neus hangen. Het lijkt alsof de meeste mensen dat maar al te goed weten – terughoudend in het zich besprenkelen met lekkers zijn ze in elk geval niet, lijken dat soms als water over hun lichaam uitgegoten te hebben. Elk lichaamsdeel doet enthousiast mee aan het verspreiden van opdringerige o-de-kolere. ‘Luchtje’ wordt ‘lucht’, en volgt de drager als zijn schaduw.

Tien meter voor me uit loopt een man, die zich naar de geur te oordelen regelrecht ónder mijn neus zou moeten bevinden. Dan weer passeer ik twee kaneelstaven – althans, als ik mijn neus mag geloven. Iemand betast eerst zijn eigen kin en schudt dan mijn hand, waarna het is alsof ik de palm ervan zélf gul van aftershave heb voorzien. De hoorn van de telefoon die behalve door mij door een collega wordt gebruikt, geurt sterk naar geparfumeerde gel – even later doet ook mijn rechteroor dat.

Spreekwoorden zijn aan verandering onderhevig. Het credo anno nu is “Ik geur dus ik besta”. Dat daarmee de goedkoopste luchtjes gemoeid zijn en dat die geurigheid zich als een vuistslag in het gezicht aandient, schijnt niet ter zake te doen.

Doorgaans voorzie ik mijzelf niet van luchtjes. Dan maar niet geuren. De adoratie van dronken meisjes zal ik mislopen. Dat is jammer, maar een verlies dat ik dragen kan.