woensdag 1 april 2009

Kaal, dat worden we allemaal!

Vroeger was mijn haar lang. Dat werd het pas toen ik van de middelbare school af was. Ik vond het namelijk een beetje eng, haar laten groeien. Misschien zouden mijn klasgenoten me nakijken. Ooit had ik, op een feestdag (kan er op een school zoiets een feestdag bestaan?), mijn haar geel en groen tegelijk geverfd. Het voelde aan als stro, en iedereen keek me na – met van die grote ogen die zeggen “wat ben jij eigenlijk raar – ik bedoel niet gewoon, maar bijzonder raar.” En ik dacht nog wel dat ik geen punker was, dat ze me deze dag toch wel zouden gunnen.

Maar ik had haar. En later zou het nog lang worden ook.

En toen ik naar de studentenvereniging ging, toen was het er nog steeds. Mijn lange haar. Het was een beetje stoer, maar het was pas echt stoer als ik met mijn hoofd schudde. En bovendien was het een bewijs van zegen, alsof er op mijn hoofd hemelse pokon had geregend.

Want op de studentenvereniging zag ik de eerste jongens die even oud als ik, en al bijna kaal waren.

En ik dacht: “wat een pech heb jij.” Ik haalde nog eens een hand door mijn haar (dat duurde even, want het was nogal lang) en bedacht me dat ik er vast heel wat meer meisjes mee kon versieren (dat bleek trouwens tegen te vallen, kalen hebben namelijk de halve wereld).

Nu is mijn haar korter. Lang vind ik het namelijk niet meer leuk. Te veel werk ook. Maar echt kort, dat wil ik nog niet. Want mijn haar, dat is nog steeds mijn trots.

En toen kwam de klap. Een collega liep achter me langs. Hij is nogal lang, en riep opeens enthousiast uit: “Johannes, je wordt kaal!” Meteen voelde ik aan mijn kruin, en ja hoor, onder het haar zat hoofd. Maar zit het dat niet bij iedereen? Ik besloot te wachten tot ik thuis was, en dan allerlei foto's en filmpjes van mijn kalende kop te nemen. De foto's wezen hetzelfde uit als wat ik al vermoedde: er is hoofd onder mijn haar. Maar of dat ook betekende dat ik kaal werd?

Helaas bevestigde de kapper mijn angst en nu is het dus een feit: langzaam maar zeker, oh zo zeker, word ik kaal. Het zal nog een jaar of 10 à 15 duren voordat het... (vul hier iets vriendelijks voor mij in).

Maar begonnen was het. Onterecht was mijn trots. Ik hoorde niet meer bij hen wier haar tot op hoge leeftijd weelderig bloeit. En dus werd ik jaloers. Woest jaloers. Op één iemand in het bijzonder. Mijn baas namelijk (niet die ene baas, want die scheert het weinige haar dat hem nog rest, af; maar ik heb er twee) is al goed op weg in de dertig, en nog steeds heeft hij dat haar waarop zoveel oudere mannen jaloers worden.

Alhoewel, aan elke keerzijde zit een keerzijde. Tegenwoordig kijk ik heel erg goed naar of mensen al kaal worden, en hoe ze dat dan doen. En wat bleek? Temidden van de uitbundige bebossing op het hoofd van de tweede baas weken de manen opeens uiteen. Een open plek, een oase van rust, zomaar tjoeps midden in de wapperende bedrading van een vruchtbare kruin.

Kaal, dat worden we dus allemaal. En tegenwoordig nog steeds vroeger ook. Een interessante vraag zou zijn: hoe komt dat dan? Liggen de hersenen dichter aan de oppervlakte? Zijn ze soms groter gegroeid? Voor de evolutionisten onder ons: is de kale mens de volgende fase in de evolutie van onze soort? Ik denk dat ik dan nog wel een haarsoort kan verzinnen die van mij sneller mag weg-evolueren.

Dit is dus een verhaal dat nog niet uit is. Net zoals mijn haar er nog niet helemaal uit is. Hoe zal het aflopen? Wie komt er met het juiste antwoord? Hoe zie ik er over een paar jaar uit? Hoe zien alle mensen er over die paar jaren uit?

Wie het antwoord weet mag de verlossende krabbel zetten.