woensdag 1 augustus 2012

I've refilled my profile, your Hotfuschia!

Vandaag gaan we het maar eens hebben over creativiteit en inspiratie. Die horen namelijk bij elkaar als een priestergewaad bij de priester. Veel mensen hebben groot ontzag voor het creatieve en voor de inspiratie. Logisch ook: creatieve schilders klodderen allerlei wonderen op het witte doek, en de muziek van geïnspireerde muzikanten brengt ons in heilige vervoering. Je vraagt je af: waar verzint-ie het? En wanhopiger: waarom doe ík nou nooit zoiets leuks?

Ik denk graag dat ik zelf ook een beetje creatief ben. En dat ik ook de keerzijde van de medaille ken. Voegt creativiteit wat toe? Inspiratie, wat doet dat met je? Zijn er misschien zelfs mensen die het ten kwade gebruiken?

De uitleg. Creativiteit is als je net je diploma hebt gehaald en op je CV zet dat je piano speelt. Als werkgevers dat tijdens het sollicitatiegesprek lezen, beginnen ze ineens opgewonden heen en weer te schuiven op hun steeds warmer wordende stoelen. Ze denken: die moeten we hebben, want hij computert niet alleen, maar is ook nog eens creatief. Zit je een paar jaar in het vak, dan komen doodleuk de intelligentietests weer uit de kast, want intelligentie kun je tenminste meten, creativiteit niet. De creatieveling wordt een carrièreknecht. Ineens moet je in je avonduren cursussen volgen, en stapelen allerlei verplichtingen zich op. Dus waar de tijd voor echte creativiteit vandaan zou moeten komen, ik weet het niet.

Inspiratie is ook zoiets aardigs. Veel mensen zien het als iets mystieks, wat natuurlijk door het woord zelf komt. Zonder aankondiging zit er ineens een geest in je, en die geest komt daar door onzichtbare vrouwen die muzen heten en zomaar allerlei geesten rondstrooien. Inspiratie is dus een verrassing, een kado dat niet iedereen krijgt. Heb je het, dan doe je bovennatuurlijk mooie dingen, en heb je het niet, dan ben je één van de vele doodsaaie stervelingen.

Maar gelukkig, dat is natuurlijk onzin. Inspiratie laat zich wel degelijk afdwingen; soms moet je gewoon achter je piano gaan zitten en dezelfde toets heel vaak aanslaan. De ideeën komen vanzelf wel.

De schrijvers van spam - je weet wel, die vervelende reclamemailtjes - hebben dat heel goed begrepen. Zij beginnen gewoon te mailen, en vervolgens komen de reacties vanzelf. Van sukkelaars die erin tuinen. En dan, hops, komt het geld binnen. Makkelijk cashen voor inhalige lastposten. Gelukkig wordt de meeste spam netjes door spamfilters tegengehouden. Maar behalve inhalig zijn spamschrijvers ook creatief. En daardoor druppelt er soms toch weer zinloze reclametroep mijn mailbox in.

Onlangs kreeg ik een interessante. Van ene Anna Bundy, met de titel: “I’ve refilled my profile, your Hotfuschia”. Toevallig hou ik van bijgevulde profielen - tenminste, als ik weet om welk profiel het gaat, en dat was niet zo. Planten opgeilen heb ik volgens mij ook nog nooit gedaan. Anna was ervan overtuigd dat wij elkaar twree (sic) dagen geleden hadden gesproken, maar daarna had ze mijn contactgegevens niet kunnen vinden. Behalve mijn mailadres, blijkbaar. Bijgeleverd was een linkje naar haar nieuwe ‘proflie’. Heb ik maar niet op geklikt. Natuurlijk, ik heb wensen en verlangens, en als daaraan per omgaande gehoor kan worden gegeven, waarom niet? Gebeurt helaas niet zo vaak.

Hoe veel mensen zouden er wel in tuinen? Zulke mailtjes krijg je niet voor niks, er zal wel vraag naar zijn. OK, je moet erg slaperig zijn om te denken dat het werkt, maar toch... hoeveel mensen zouden voor de bijl gaan? Hoeveel heel erg eenzame mensen?

Daar zou ik eigenlijk wel eens een inspirerend onderzoek naar willen zien. Wat ik natuurlijk niet zelf ga uitvoeren. Ik hou het wel bij creatief pianospelen. Net zo lang op de toetsen slaan tot de toehoorders allemaal in wilde extase hun proflie bijvullen.

maandag 31 oktober 2011

Happy anniversary, tinnitus!

Inmiddels zo’n vijf à zes jaar geleden begon het: na een luidruchtig feestje klonk een fluittoon in mijn oren, die nooit meer is weggegaan. Ja, veranderd is-ie wel: wat begon als het voortdurend klinken van een dwarsfluit transformeerde uiteindelijk tot een hoogtonig gesis. Heel wat minder afleidend. Gelukkig.

Al dat gefluit en gesuis is niet alleen irritant, het heeft zelfs een naam: tinnitus.

Afgelopen nacht ontwaakte ik reeds om vier uur, geheel zonder hulpmiddelen en ver vóór het ochtendgloren. Een paar uur tijd dus om eens in alle rust naar al dat gesis te luisteren. In mijn oor klinken inmiddels vier tonen: het hoge gesis - helaas niet op één toon, want dan had ik nog een gesimuleerd absoluut gehoor gehad (zo van: hee, dat liedje klinkt anderhalve octaaf lager dan mijn oorfluit, dus dan moet het in As-majeur staan!). Ook hoor ik een hele lage zoem, een iets hogere, pulserende brom en een geluid dat klinkt als het verbaasde openklappen van je oor als iemand er net met de vlakke hand op heeft geslagen..

Tinnitus en ik zijn nu dus ruim vijf jaar bij elkaar: het houten huwelijk, heet dat. Gezien de voortplanting mag het een goed huwelijk heten. Happy anniversary! Je vraagt je bij al dat fraais af: hoe zal het over tien jaar klinken?

De gemiddelde leeftijd voor de aanvang van tinnitus, oorsuizen, ligt zo’n 30 jaar hoger dan de mijne. Die zal de komende tijd wel snel dalen. Er zijn nogal wat jonge mensen met hun mp3-spelertjes die de 120 decibel met gemak en regelmatig halen, en daarmee zijn ze druk aan het kweken, want een beschadigd gehoor is een suizend gehoor. Alsof het ze erom te doen is. Ik kan niet zeggen dat ik mijn houten huwelijk van harte vier, maar kom, ik misgun ook niemand z’n feestje.

Je hoort wel eens van beschavingen, waar bijvoorbeeld schizofrenie als een wonder van de geest wordt gezien. Een sjamaan bijvoorbeeld schijnt eigenlijk iemand te zijn met een sterke mentale afwijking, en staat daarom hoog in aanzien. Misschien gaat dat bij ons ook ooit gebeuren - dat mensen straks des te meer tegen je opkijken naarmate je meer en hogere fluittonen hoort of zoiets.

Net waar je je plezier uit haalt, maar wie weet denken we daar straks allemaal heel anders over! En dan kan ik ons koperen, zilveren en gouden samenzijn altijd nog met champagne vieren.

maandag 18 juli 2011

"Dit is de stad, mevrouw! Zo werkt dat hier!"

Ik fiets met mijn gebruikelijke snelheid door de stad. Dan passeert een witte auto mij - denk ik, totdat de auto mij bijna van de weg drukt. Nog vóór tot me doordringt wat er precies gebeurt, hoor ik een meisjesstem: “meneer!”

Ah, ik ben een meneer.

“Meneer, u mag even stoppen.” Wacht, dat klinkt toch anders. En dan zie ik het: de witte auto heeft van die felrode strepen... Politieauto-strepen...

“Meneer, waarom reed u daarnet door rood?” Oei, wat ben ik in een slecht humeur vandaag. Maar schelden, dat probeer ik nooit meer te doen. Bovendien zijn deze discussies altijd vermakelijk, zelfs als je sjagrijnig bent.
“Mevrouw, dit is de stad.”
“Maar iedereen stond netjes te wachten; u was de enige die door rood fietste!”
Tja, meestal is dat precies andersom, maar kom daar maar eens mee aan bij tante agent. Natuurlijk krijg ik de boete: zeventig euro, als ik het handschrift van mevrouw de veldwachter zo tenminste correct ontcijfer. Ze geeft me nog het advies om voortaan toch maar te stoppen voor het rode stoplicht, omdat dit me anders veel geld kan gaan kosten. “Fijne dag nog, mevrouw,” zeg ik.

Ik heb dit verhaal aan veel mensen verteld. Niemand die vindt dat de politie hier goed werk heeft verricht. ‘Kinderachtig’ is nog het mildste oordeel. Maar ik ben niet boos, oh nee. Waarom zou ik me laten kisten? Dit was een wijze levensles, en ik kreeg ‘m zomaar kado. Tja, zeventig euro is niet weinig. Maar zonde? Geen geld meer hebben voor eten en door de honger omkomen, dát zou pas zonde zijn.

De wijze levensles is hier natuurlijk niet dat ik opeens zou moeten gaan stoppen voor rood licht; hahaha, dat zou een mooie grap geweest zijn. De lezers die een rijbewijs hebben zullen nu hun wenkbrauwen wel fronsen: wel verdikkie, fietsers rijden soms echt heel gevaarlijk, en dat merk je pas als je je autorijbewijs hebt! Dan zie je het pas echt goed! Maar ik heb zelf mijn rijbewijs en weet dus precies hoe dat werkt; ik weet ook dat veel automobilisten zich nooit meer in een auto zouden mogen vertonen, en dat weet ik omdat ik ze dagelijks zie stuntelen. Niet in de spiegels kijken, niet stoppen voor zebra’s, geen voorrang verlenen, onverantwoord hard rijden, asociaal hard en lang toeteren als er niks aan de hand is... En dat is nog geen begin van wat je ze dagelijks ziet doen.

Als je goed uitkijkt zie je al die fietsers ruim op tijd. Weet ik uit ervaring. Ook als ze erg asociaal zijn. En mocht er desondanks toch nog eens eentje over je motorkap schuiven, dan dekt de WA-verzekering echt de lakschade wel.

Dit is de stad. Rood licht voor auto’s betekent hier: stoppen. Rood licht voor fietsers betekent: en nu heel goed uitkijken. En doorrijden, of anders minstens vijf minuten wachten totdat het stoplicht weer wakker schrikt en toch maar op groen gaat, voor een seconde of wat. Tja, de stad, mevrouw. Zo werkt dat hier.

Ja, want dat was de wijze levensles: extra, extra goed uitkijken! Of er auto’s of ander verkeer aankomt, zeker, dat moet je altijd doen. Daarnaast of er niet ook toevallig politie staat te wachten. Want als je daar voorbij zoeft - tja, als ik agent was zou ik ook plotseling plichtsbesef voelen.

Opvallend hoe snel je je aan iemand kunt hechten. Ik mis haar, de politieagente. Bij elk stoplicht kijk ik of ik haar zie, wat nooit zo is, en dan zeg ik in gedachten tegen haar: “kijk naar dit stoplicht! Wat een onzin! Zo lang op rood! En voor welk verkeer?” En dan fiets ik maar door. Toen ze me staande hield, vroeg ze nog of ik een verklaring wilde afleggen. Inmiddels zou ik haar een heel dagboek kunnen dicteren, want oh wat zijn er een slecht afgestelde stoplichten in de stad...

Politieagenten kunnen hele beminnelijke mensen zijn, dat geloof ik nog steeds. Tenmniste, als je niet expres buiten de lijntjes loopt als ze in de buurt zijn.

En dus kijk ik maar gewoon uit. En stop ik netjes voor rood. Als er politie in de buurt is.

zondag 3 april 2011

Meisjes versieren: do's en dont's

Vorige week vrijdag, in de kroeg. We waren aan ons derde biertje toe. Of vierde. Geen idee eigenlijk. De verhalen werden groter, onze heldendaden heldhaftiger. De wereld lag steeds meer aan onze voeten. En er waren nog twee hele meisjes naar ons onderweg ook. Een weekend vol glorie stond ongeduldig trappelend op het punt om te beginnen.

En toen kwamen de meisjes binnen. Ik keek meisje twee iets te diep in de ogen, en wist de rest van de avond niet meer wat ik tegen haar moest zeggen. Uiteindelijk gaf ze me haar nummer, waarschijnlijk uit beleefdheid.

Lastig soms hoor, man zijn. De man is namelijk de jager en moet dus het initiatief nemen. Ik vind dat geen probleem, behalve als ik écht leuke meisjes tegenkom.

Niet alleen ik, nog veel meer mannen hebben hier moeite mee. En daardoor ontstaat een fascinerend fenomeen. Want wat gebeurt er? Al die mannen duiken het bronstige nachtleven in, dat immers bekend staat om de one-night-stands. Ze staan naast de dansvloer en kijken, kijken tot hun ogen rood en glazig zijn. Ze drinken. Drinken er nòg eentje. Tot ze eindelijk hun mond durven opentrekken. Waarbij ze er niet aan denken dat ze inmiddels een kegel hebben waarmee je mensen knock-out kunt slaan. En dan lanceren ze de openingszin. “Vanavond wilde ik naar de sterren gaan kijken, maar nu kijk ik het liefste naar jou.” “Vanavond... krijg jij van mij een tien.” “Vanavond... ga jij met mij mee naar huis.” De rillingen rennen me over de rug als ik eraan denk. Veel vrouwen reageren nogal bot als je ze aanspreekt, en dat snap ik heel goed; voorkomen dat die vent zijn muil opentrekt is beter dan genezen, zullen ze wel denken. Er bestaan nog vrouwen die onder alle omstandigheden vriendelijk en sociaal blijven - maar hoe dan ook: zuipen, passief zijn, uiteindelijk veel te direct zijn; ik heb het nog nooit op wat-zoek-ik-in-een-man-lijstjes zien staan.

Hoe dan ook, voor bovenstaande kan ik nog begrip opbrengen - je weet niet wat je moet doen, dus doe je maar iets doms. Okee. Erger wordt het als mannen zó weinig gevoel voor eigenwaarde hebben dat ze, om vrouwen aan het lachen te krijgen, grapjes maken ten koste van anderen. Want lachen is leuk. Lachen maakt aantrekkelijk. Lach met elkaar, zo luidt flirtregel nummer één. Nou ja zeg, wat een modewonder is hij vandaag! Ziet er niet uit! Hahahaha! En nu seks.

Ik heb (ex-)collega’s meegemaakt die dit deden. Ik heb ze er nooit resultaat mee zien boeken, anders dan dat ze er wel eens een telefoonnummertje (waarschijnlijk de regionale versie van 1-1-2) mee scoorden. Ik heb zelfs een manager meegemaakt die dit flikte - een getrouwde kerel die een wit voetje probeerde te scoren bij een jong blond leuk onschuldig lief meisje, net van de universiteit. Het meisje lachte besmuikt, mijn achting voor hem als leidinggevende blies de laatste adem uit.

Jezelf dronken voeren en dan lamme openingszinnen uitbraken, da’s onprettig voor je omgeving. Je eigen karakter verloochenen en gemakkelijk over andermans rug heen scoren, dat is laag. In halfdronken toestand kun je misschien nog een serieuze relatie met iemand beginnen. Probeer dat eens met vrouwen die jou zojuist een ander hebben zien vernederen. Dan zou ik maar hard op zoek gaan naar vrouwen met een meer dan gebruikelijke dosis masochisme.

Ik zal het voor deze keer eens goed uitleggen - niet omdat ik het allemaal zo goed weet maar omdat het mijn strot vierkant uitkomt dat kerels de plank zo ongelofelijk ver mis slaan. Als je een interessante vrouw ziet, stap je op haar af, stel je je aan haar voor en begin je een normale conversatie met haar. Belangrijk zijn vervolgens je empathische vermogens en sociale vaardigheden - lees: of wat zij je vertelt niet domweg je ene oor ingaat en het andere weer uit. Maar zelfs als je zeer sociaal vaardig bent hoeft ze je niet aantrekkelijk te vinden. Is dat laatste het geval, dan is dat jammer maar niet definitief. In de toekomst kunnen de kaarten altijd nog anders geschud worden - het liefde-kan-groeien-principe, zogezegd.

Wat je in elk geval níet moet doen is jezelf eerst laten vollopen met alcohol. Een enkel biertje is prima; meer dan dat en je begint doorgaans meer te leuteren dan fatsoenlijk te praten. Om nog maar te zwijgen van de bijkomstige kegel. Bespaar jezelf een avondje halfdronken lallen, wat je op dat moment errug leuk vindt maar het natuurlijk niet echt is.

En wat je je vanaf nu in elk geval hopelijk niet eens meer in je hoofd haalt, is lollig zijn ten koste van anderen. Heb je een waardevolle persoonlijkheid, etaleer die dan in plaats van andermans eigenaardigheden uit te vergroten. Ben je een absolute nul en is het maken van foute grappen werkelijk het enige waarin jij uitblinkt, overweeg dan om eerst aan jezelf te werken voordat je voor de relatie gaat. De meeste mensen, en vrouwen niet in de laatste plaats, denken namelijk maar één ding als iemand zich populair probeert te grapjesmaken: “gast... krijg een leven!”

Tja, zelfs dan is het nog mogelijk om telefoonnummers te scoren. Maar een nummer is nog geen relatie. Daar kom je wel achter als je haar na jullie fantastische date thuisbrengt en zij de deur achter zichzelf en vóór jou sluit. Na al die weldoordachte geintjes ten koste van anderen niet eens zo onwaarschijnlijk.

maandag 24 januari 2011

Een mythische katachtige vinden

Af en toe publiceert de wetenschap een parel van wetenschappelijke kennis. Bijvoorbeeld: weer iets ontdekt over de werking van de mens. Of: iets over nieuwe plantensoorten. Maar wat is er heerlijker dan te lezen dat er ergens een mythisch dier is opgeduikeld? En dat was wat nu.nl onlangs kopte: mythische katachtige duikt op in Maleisië...

Nee, vroeger, in de oudheid, toen alles wat wij eenentwintigste-eeuwers alleen van verhalen kennen nog regelmatig in het wild werd waargenomen, liep je liever een blokje om, dat snap ik wel. Maar sinds Ilias en Odyssee heeft de geschiedenis niet stilgestaan - denk bijvoorbeeld aan de ontdekking van het buskruit. Laat maar komen dus die mythische monsters, zou ik denken.

De vraag is alleen: waar vind je ze? Als we ‘s nachts met radars en nachtkijkers onze onzichtbare (menselijke) vijanden kunnen opsporen en op hun falie geven, zouden we toch ook te weten moeten kunnen komen waar die in legenden en sagen beschreven schepselen zich tegenwoordig verstoppen. Helaas, veel hoor je daar niet over. En dus spitsen mijn oren zich als ik hoor over de ontdekking van katachtigen van legendarische aard.

Maar helaas, bij het betreffende artikel stond een foto van een dier dat er weliswaar agressief uitzag maar verder meer aan lynxen en panters deed denken dan aan griezelige monsterachtigen die we kennen van reisverslagen uit de oudheid. Tot zover het legendarische aspect van het beest, wat mij betreft.

Het is jammer, maar zo lijkt het altijd te gaan als men eigenaardige beesten (her-)ontdekt. Bijzondere nieuwe bacterie gevonden, die zelfs bij extreme hitte in leven blijft! Blijkt alleen kilometers diep in de oceaan voor te komen. Niks mogelijke griezelige onbestrijdbare ziektes of spannende filmscenario’s ofzo, nee, gewoon een mooi verhaal met een hoog hypothese-gehalte, zonder enige betekenis voor het dagelijks leven. Of neem deze vondst: diersoort die zelfs zonder zuurstof kan leven, tot heel, heel, heel ver onder nul ingevroren kan worden en de naam ‘waterbeer’ draagt! Kanttekening: het gaat hier niet om een familielid van de bekende zoogdiersoort, nee, verre van dat; en verder worden waterbeertjes maximaal 1,5 millimeter lang. Even heel goed kijken dus. In elk geval geen groteske, indrukwekkende monsters.

Spannend hoor, zulk nieuws. Op het puntje van m’n stoel, echt.

Kijk, het zou wat geweest zijn als de krant gekopt zou hebben: “uitgestorven gewaande dinosaurus verrast onderzoeksteam in Braziliaans oerwoud; wetenschappers volledig verorberd.” Nog leuker zou het zijn als men sporen zou vinden die erop zouden wijzen dat een dier als de Hydra echt bestaan heeft (extra punten voor als het beest nog steeds zou blijken te leven).

Oh ja, af en toe ontdekken we wel iets onverklaarbaars. Op plaatsen waar we nog steeds niet alles van weten, lijkt zich nog wat verborgen te houden (denk bijvoorbeeld aan “The Bloop”: http://www.youtube.com/watch?v=d0uri73ZCvI En dan nu de vraag: wie of wat maakt zulk geluid?).

De meest voor de hand liggende leefomgeving van onbekende levensvormen is diep in de zee, waar het donker is en waar wij mensen in sommige gevallen niet eens kunnen komen. Reken er maar niet op dat we daar snel iets van zullen zien… Oh ja, en het donkere universum natuurlijk met al die onbekende planeten - nou, bonne chance met de reusachtige omvang daarvan. Nee, tenzij de Yeti eindelijk zijn grot eens uitkomt of aliens voet op aarde zetten en dat wereldwijd bekend maken, zal er in de krant weinig spannenders te lezen zijn dan over ‘mythische katachtigen’ die op eilanden gevonden worden en erg veel verwantschap met onze eigen huiskat blijken te hebben. Voor spannende verhalen over confrontaties met indrukwekkende wezens zullen Ilias of Odyssee weer uit de boekenkast gehaald moeten worden. Of pak er een Hollywoodfilm bij; Resident Evil bijvoorbeeld heeft een heel geloofwaardig verhaal...

donderdag 30 september 2010

Macht der gewoonte

Bij de kassa in de supermarkt. Net afgerekend.

Kassière: "tot ziens, meneer."
Ik: "dank je wel, jij ook."

...

"Oh wacht, dat is voor 'Prettige avond.'"

Ze lachte naar me. Iets anders dan ik had gewild.

zondag 10 januari 2010

Een kanten slipje

We schrijven een broeierige zomer, ergens in het recente verleden. ‘s Morgens arriveer ik op mijn werk. En daar, voor de elektrische schuifdeuren van ons kantoor, doe ik een vondst. Een hele bijzondere vondst. Pal voor de deur ligt namelijk een kanten slipje. Van een meisje.

En ik denk na. Het is namelijk niet voor het eerst dat ik kleding op straat tref. Ik bedoel dus: zomaar moederziel alleen op straat. Geen waslijnen die met plotselinge lege plekken boven onze hoofden in de wind hangen te wapperen... nee, gewoon hups, kleren op straat.

Gisteravond nog vond ik een trainingsjasje in de modder. Zelf zou ik het jammer vinden om zo’n mooi ding zomaar op straat achter te laten, maar kennelijk denkt niet iedereen daar hetzelfde over. En het is natuurlijk mogelijk dat je haast hebt: je rent naar de tram, en floeps, daar gaat je trainingsjasje. Jammer. Maar als je bijvoorbeeld een jongen bent en je vriendin staat op je te wachten, en als je vriendin dan ook nog eens zo’n strenge haaibaai is, tja, laat het trainingsjasje dan maar zitten. Ik kan dat begrijpen.

Een vriendin vertelde me dat ze eens een schoen op straat vond. Een enkele schoen. Dat is al eigenaardiger. Ook nu kan er sprake zijn van haast: ik moest rennen om de tram te halen, en onderwijl verloor ik mijn schoen. Bij een strenge eega kan ik me nu niet zo veel voorstellen, want vrouwen letten op dingen als kleding. En op details. Lees de boeken maar. Dus als ik al een slechte indruk op vrouwen maak als ik mijn schoenen niet poets, hoe moet dat dan wel niet zijn als ik mijn ene schoen verlies?

Maar het kan eigenaardiger. Zo vond ik ooit op straat een sok. En nergens een schoen te bekennen. Heeft er nu iemand haast gehad? Ik moest rennen, en dus verloor ik niet mijn schoen maar de daaronder zittende sok. Dat is natuurlijk erg wonderlijk.

Het kantoor waar ik werk staat naast een snelweg. Rondom het pand liggen klinkers, die samen een parkeerplaats vormen, grijs en on-romantisch. Vijftig meter verderop is een groen grasveld met lekker zacht groen gras en compleet met bomen en bosjes; een feest voor hormonale pubers.

Het slipje dat ik vond, lag op de stoeptegels voor de deur van mijn kantoor. Kan de eigenaresse haast hebben gehad? Ik moest rennen en dus verloor ik niet mijn schoen noch mijn sok, en ook niet mijn trainingsjasje, nee, het ondergoed dat zich op de onderste kledinglaag bevond. Dat is heel bijzonder.

We hebben er op mijn werk veel over gesproken. Het was natuurlijk zomer; in de buurt is een universiteit met veel jonge studenten. Misschien zijn er twee verliefd op elkaar geworden, en kijk, voor de deur van ons kantoor ligt het tastbare bewijs. Maar dat is eigenaardig, want wat heb je dan op de bakstenen vloer van het parkeerterrein van een kantoor te zoeken? Hou je van het schurende gevoel van straatstenen tegen je lijf, als je de lichamelijke liefde bedrijft? Terwijl je hartstochtelijk de uitlaatgassen van de naastgelegen snelweg inademt? En wat is er dan met de rest van de kleding gebeurd? Als een slipje al niet belangrijk genoeg is om opnieuw aan te trekken, hoe zit dat dan met de rest?

Nu is de liefde door ons mensen niet te begrijpen – maar andere menselijke drijfveren zijn dat ook niet. Wat mij betreft zijn de her en der slingerende kledingstukken dan ook een uiting van een fenomeen dat we nog niet snappen. Het enige dat we kunnen doen is het vol verwondering aanschouwen. En speculeren over welke aandoenlijke of sappige taferelen zich op de plaats van het delict hebben voorgedaan.

En dat is precies wat ik zal doen. De volgende keer zal ik dan vertellen over de condoom die ik ooit in de hal van ons kantoorpand vond...